Sociale Fobie (sociale stoornis)

Sociale Fobie (sociale stoornis)

De sociale fobie, ook wel sociale angststoornis genoemd, is een psychische aandoening. In het DSM-IV is de fobie ingedeeld bij de angststoornissen. Iemand die aan deze stoornis lijdt, heeft angst, grote onzekerheid en verlegenheid voor alledaagse sociale interacties en gebeurtenissen, bijvoorbeeld feestjes, vergaderingen en soms telefoneren of boodschappen doen. Angst voor afwijzing, commentaar, kritiek, pesten en uitlachen. Naast algemene sociale fobie bestaan er specifieke vormen als bloosangst, trilangst, plasangst en (angst om te) stotteren.

Iedereen is wel eens zenuwachtig voor een afspraakje of een feestje waarop hij of zij in de schijnwerpers komt te staan, maar dat is nog geen reden om er niet heen te gaan. Een echte sociale fobie is een overweldigende angst die in extreme gevallen zorgt dat de patiënt thuisblijft en gedurende lange periodes geïsoleerd leeft. Wie lijdt aan de sociale fobie, is overdreven bang voor beoordeling, voelt zich in de gaten gehouden en mogelijk vernederd door zijn/haar acties, gedrag of voorkomen. De sociale fobie moet niet worden verward met een paniekstoornis. Lijders aan een paniekstoornis zijn ervan overtuigd dat hun paniek een fysieke oorzaak heeft. Na een paniekaanval gaan ze vaak naar een ziekenhuis of bellen een ambulance. Mensen met de sociale fobie hebben soms ook een paniekaanval, maar ze zijn zich ervan bewust dat ze een irrationele angst ervaren. Slechts weinig mensen met de sociale fobie gaan vrijwillig naar een ziekenhuis, omdat ze bang zijn afgewezen of negatief beoordeeld te worden door gezaghebbende mensen (bijvoorbeeld de medische staf). De interactie met gezaghebbende personen is voor hen bijzonder moeilijk, net als telefoneren, afspraakjes, feestjes en sollicitatiegesprekken.

Uit onderzoek blijkt dat mensen met de sociale fobie, net als mensen met de ontwijkende persoonlijkheidsstoornis, zeer veel aandacht hebben voor hun eigen reacties in het sociale verkeer. Ze letten echter niet erg op de reacties van hun omgeving, wat bij de ontwijkende persoonlijkheidsstoornis wel het geval is.

De sociale fobie wordt nog niet zo lang gediagnosticeerd als zelfstandige stoornis, eerder werd de aandoening gezien als uiting van andere problemen. Het DSM-IV geeft de volgende criteria voor de sociale fobie:

A. Een duidelijke en aanhoudende angst voor een of meer sociale omstandigheden waarin de persoon te maken heeft met onbekende mensen of mogelijke kritiek. De persoon is bang dat hij/zij zich zal gedragen op een manier (of angstsymptomen vertoont) die vernederend of gênant is. N.B.: Bij kinderen moet er bewijs bestaan dat ze voor hun leeftijd normale relaties met bekenden onderhouden en de angst moet zich voordoen als het kind zich onder leeftijdgenoten bevindt, niet alleen in contacten met volwassenen.
B. Blootstelling aan een gevreesde sociale situatie roept bijna altijd angst op, die vorm kan krijgen als een situatiegebonden paniekaanval. N.B.: Bij kinderen kan de angst zich uiten als huilen, woede-uitbarstingen, verstijving en zich terugtrekken uit een sociale situatie met onbekende mensen.
C. De persoon is zich ervan bewust dat de angst overdreven of onredelijk is. N.B.: Bij kinderen kan dit criterium ontbreken.
D. De persoon vermijdt de gevreesde sociale situatie of neemt deel met intense angst of spanning.
E. De vermijding, de angstige verwachting of de spanningen voor de gevreesde sociale situatie belemmeren in ernstige mate de dagelijkse handelingen, het beroepsmatig functioneren (of studie of school), sociale activiteiten of relaties met anderen of er bestaat een duidelijk lijden door de fobie.
F. Bij personen die jonger zijn dan achttien, duurt de stoornis minimaal zes maanden.
G. De angst of vermijding is niet het gevolg van het innemen van een substantie (bijvoorbeeld drugs of geneesmiddelen) of een somatische aandoening. Wel kunnen ontwenningsverschijnselen van alcohol, drugs, benzodiazepinen en andere stoffen de angst versterken. Er is geen sprake van een andere psychische aandoening (bijvoorbeeld de paniekstoornis met of zonder agorafobie, separatieangst, stoornis van de lichaamsbeleving, een pervasieve ontwikkelingsstoornis of de schizoïde persoonlijkheidsstoornis).
H. Als er een somatische aandoening of een andere psychische aandoening is gediagnosticeerd, houdt de angst uit criterium A hiermee geen verband, bijvoorbeeld de angst om te stotteren, het beven bij ziekte van Parkinson of abnormaal eetgedrag (anorexia nervosa of boulimia nervosa).